Het begon bij de RDM Kantine. Op een middag, vlak voor de tweede lockdown, liep ik daar binnen om wat te (net)werken. Ik hoopte op een praatje met iemand die de havens goed kende, want ik zocht voor mijn Rotterdamse roman nog een ligplaats voor een illegale boot en zelf had ik al de halve haven rondgereden zonder ergens een vergeten hoekje tegen te komen. (En omdat vergeten hoekjes overalomtegenwoordig zijn, moest er ook hier één zijn, vertrouwde ik.)
Bij de RDM Kantine maakte ik een praatje met serveerster Vanessa en zij gaf me het telefoonnummer van Peter Blokdijk. Hij kende de havens als geen ander, zei ze, en zou me wel aan een ligplaats helpen. Peter nam me meteen op sleeptouw. Ik zag de binnenkant van het RDM Congrescentrum en het Innovation Dock, hoorde verhalen over Heijplaat en het Makers District en vond een ligplaats voor mijn boot.
Die ligplaats was een uitkomst, maar ik wilde meer. Liefst een werkplek aan de haven, liefst met uitzicht op schepen en kranen, golven en wolken. Dat zou nog eens fijn schrijven zijn: het rinkelen van kettingen, het schreeuwen van meeuwen, het dreunen van schepen als muziek in de oren.
En ik kreeg zo'n werkplek: bedoeld om te schrijven aan mijn R’damse roman. Met dank aan Vanessa, aan Peter Blokdijk en aan de RDM Rotterdam.
Het leven is goed, de mensen zijn gul en dat boek, dat komt.
Comentarios